Een goddelijk queer-icoon uit Romeins Bocholtz

Auteur: Christian Kicken
Fotografie: Provinciaal Depot Limburg, Metropolitan Museum, Prado Museum en Museum of Classical Archaeology Cambridge

De komende maanden is in de pop-uplocatie van Het Romeins Museum in Heerlen de reizende tentoonstelling “Romeinse villa’s in Limburg” te zien. Een knappe krullenbol siert het promotiemateriaal van de expositie. Na een spraakmakende ontdekking in de bodem van Bocholtz verdween deze bronzen knul langzaam naar de museale achtergrond, maar nu staat hij weer volop in de aandacht. Wie is deze mysterieuze ‘posterboy’ eigenlijk?

Bustebalsamarium

In oktober 2003 ontdekte boer Hupperetz uit het grensdorp Bocholtz een vreemde steen in de bodem van zijn akker. Hij bleek met zijn ploeg te zijn gestuit op een askist uit de Romeinse tijd, waarin de crematieresten van een dode lagen. De overleden man van 20 tot 34 jaar oud zal een rijke eigenaar of bewoner zijn geweest van de nabijgelegen Villa Vlengendaal, een agrarisch landgoed waarvan het typerende woonhuis al in 1910 is ontdekt. Archeologen vonden bij de askist ook sporen van het grafmonument. De askist was samen met een groot aantal grafgiften na de begrafenis in een houten grafkamer geplaatst en bedekt met een grafheuvel, een ‘tumulus’. Nabestaanden gaven de man onder andere een bustebalsamarium mee. Dat is een kostbaar olie- of zalfflesje met hengsel en afsluitklepje, meestal in de vorm van een mens. Zoiets gebruikte je in de Romeinse tijd vooral om mee te pronken in openbare badhuizen. Bustebalsamaria duiken meestal op in elitegraven: een vergelijkbaar exemplaar is aangetroffen in een van de rijke graven op de Kollenberg in het Brabantse Esch.

Foto: bronzen ‘balsamarium’ (16 cm hoog) uit Bocholtz. Collectie en afbeelding: Provinciaal Depot voor Bodemvondsten Limburg.

Teken van god

Na ontdekking was het ‘balsamarium’ uit Bocholtz lange tijd te zien in vaste museumtentoonstellingen in Heerlen en Leiden. Daarin kwam niet uitvoerig aan bod hoe ingewikkeld het identificeren van de voorgestelde jongeman is. Liefhebbers van mythologie kunnen de jongeman vrij snel herkennen aan een opvallend kledingstuk rond zijn linkerschouder. Het is een dierenhuid, een attribuut van de bekende god Bacchus – die heet Dionysos bij de oude Grieken. Als godheid bekommerde hij zich om wijngebruik, extase en nog veel meer. Daarmee lijkt de kous af te zijn, maar er is nog een andere kandidaat voor het identificeren.

 

Foto: marmeren beeld van Bacchus (Dionysos) met dierenhuid. Collectie en afbeelding: Metropolitan Museum of Art, New York.

Tot god gemaakt

Kenners van Romeinse (kunst)geschiedenis zien in de buste iemand anders, namelijk de historische figuur Antinoös. Deze tiener uit het antieke Oost-Turkije (provincie Bithynia) was de favoriet en geliefde van keizer Hadrianus (76-138 na Christus). De heerser was volgens de Romeinse norm met keizerin Vibia Sabina getrouwd, maar men gedoogde toen dat Romeinse mannen een (seksuele) relatie met andere mannen konden hebben als ze zich hielden aan een bepaalde hiërarchie. Nu ziet men Hadrianus en Antinoös vooral als romantische partners, met name vanwege de reactie van de keizer na het plotselinge overlijden van Antinoös in 130 na Christus.

Een ontroostbare Hadrianus verklaarde zijn geliefde meteen tot een nieuwe godheid en liet hem vereren in de nieuwe stad Antinoöpolis oftewel ‘Antinoösstad’. Om de herinnering aan de jongeman in het hele rijk in stand te houden populariseerde de keizer het portret van zijn geliefde, wiens aangezicht nu model stond voor verschillende afbeeldingen van oude goden zoals Bacchus, Apollo, Osiris of de minder bekende bosgod Silvanus. Een resultaat van deze keizerlijke hype heeft dus ook de ‘villa’ in Bocholtz bereikt.

 

Foto: marmeren hoofd van Antinoös. Collectie: Prado Museum Madrid, afbeelding: Wikimedia Commons.

‘Who is this diva?’

De wereldwijde queer-gemeenschap vraagt steeds meer aandacht voor geschiedenis van gender en seksualiteit, en omarmt Antinoös steeds sterker als historisch queer-icoon. Het opvallende ‘balsamarium’ was een dierbare bezitting van de overleden eigenaar, maar herkende hij ook de beroemde Antinoös in het flesje? Een maker uit Egypte of Gallië zal het object in de jaren ’30 of ’40 van de tweede eeuw hebben vervaardigd, besef hebbend van de jongeman die model stond.

Via omwegen kwam het flesje terecht in Romeinse Bocholtz, bij een man die rond 175-200 na Christus stierf. Als zijn grafgiften een beeld geven van zijn interesses, dan had deze geletterde man een voorliefde voor de jacht, baden en feesten. Hij zal zelf in dit pronkstuk vooral de god Bacchus herkend hebben, passend bij zijn luxueuze levensstijl. Hoe kunnen wij dan het beste kijken naar dit topstuk uit Romeins Nederland? Als een flesje in de vorm van de onsterfelijke Bacchus, naar gelijkenis van de sterfelijke Antinoös. Of kun je die laatste toch onsterfelijk noemen? Ook dit ‘balsamarium’ houdt immers zijn herinnering in ere.

 

Foto: portret van Antinoös op een poster voor een “Queer Antiquities Trail”. Afbeelding: The Museum of Classical Archaeology Cambridge.

Lees ook

Romeinse geschiedenis in de vitrine en in het veld

Die Römer waren nicht die Ersten in Rimburg